Loonsanctie
Het UWV kan een loonsanctie opleggen aan een werkgever op basis van de Wet WIA. Tegen een loonsanctie kan de werkgever bezwaar indienen. Het UWV legt een loonsanctie op als zij vindt:
- dat het re-integratie resultaat onvoldoende is, en
- dat de werkgever in de eerste 104 weken van ziekte van de werknemer onvoldoende re-integratie inspanningen heeft verricht, of
- dat het re-integratieverslag niet compleet is
De werkgever moet dan het loon van de werknemer maximaal 52 weken doorbetalen. Dus een derde jaar loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid van een werknemer.
Gedurende de extra 52 weken kan de werkgever het tekort aan inspanningen herstellen of het re-integratieverslag aanvullen. Als het UWV beslist dat werkgever inmiddels aan de re-integratie inspanningen (of documentatieplicht) heeft voldaan, dan kan het UWV de loonsanctie opheffen.
Re-integratie resultaat
Het UWV vindt een re-integratie resultaat voldoende:
- als de werknemer is hervat in werk dat min of meer aansluit bij zijn resterende functionele mogelijkheden, of
- als de werknemer werkzaamheden verricht waarmee hij minimaal 65% van zijn loon verdient dat hij verdiende voor zijn arbeidsongeschiktheid, en
- als het gaat om structureel werk (tijdelijk werk is onvoldoende).
UWV beleid re-integratie inspanningen
Het UWV beoordeelt de re-integratie inspanningen op basis van gepubliceerd beleid en regelgeving, zoals:
- de Regeling procesgang eerste ziektejaar, en
- de Werkwijzer Poortwachter.
Het UWV beoordeelt of de werkgever en de werknemer “in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht”.
Als er onvoldoende re-integratie inspanningen zijn geweest, maar als de werkgever daarvoor een goede reden had, dan legt het UWV geen loonsanctie op. Een voorbeeld daarvan is als de werknemer geen resterende arbeidsmogelijkheden meer heeft.
De werkgever moet wel oppassen met het te snel aannemen dat de werknemer geen resterende arbeidsmogelijkheden meer heeft. In de praktijk komt het regelmatig voor dat bedrijfsartsen dit aannemen, terwijl de verzekeringsarts van het UWV bij de Poortwachterstoets anders oordeelt. Dat kan resulteren in een loonsanctie.
In bezwaar tegen een loonsanctie voert een werkgever vaak aan dat hij alle adviezen van de bedrijfsarts heeft gevolgd. Dat lijkt ook logisch, want de bedrijfsarts is de deskundige. Toch blijkt uit de rechtspraak dat dit verweer geen stand houdt. Een werkgever blijft zelfstandig verantwoordelijk voor de re-integratie inspanningen. Bij twijfel of gewoon voor de zekerheid is het dus verstandig om gedurende de 104 weken loondoorbetaling een deskundigenoordeel van het UWV te vragen over de verrichtte re-integratie inspanningen. Hiermee wordt het risico op een loonsanctie beperkt. Er ligt inmiddels wel een wetsvoorstel waardoor het oordeel van de bedrijfsarts doorslaggevend zal worden, maar dit is nog geen wet geworden. Ook lijkt de rechtspraak op dit punt wat te veranderen.
Bezwaar indienen tegen een loonsanctie van het UWV
Tegen een loonsanctie kunt u bezwaar (laten) indienen. De bezwaartermijn is zes weken. Uiteraard is het essentieel dat zinvolle juridische gronden worden aangevoerd in bezwaar. WIA Juristen is gespecialiseerd in dit rechtsgebied en kan u goed bijstaan in deze procedure.
Deel dit via: